In België bestaat er geen specifieke wet die het contractueel kader regelt van een franchiserelatie. Er zijn de algemene regels van verbintenissenrecht in het (Nieuw) Burgerlijk Wetboek, er is de wet van 19 december 2005 inzake precontractuele informatieverstrekking in het kader van commerciële samenwerkingsovereenkomsten (BS 18 januari 2006), er is het Wetboek van Economisch Recht (hierna ‘WER’) met sinds de wet van 4 april 2019 ook een onderdeel specifiek m.b.t. overeenkomsten tussen ondernemingen en o.m. misbruik van macht (BS 24 mei 2019), but that’s about it.

Onder meer ingegeven door de verzelfstandiging van heel wat retailnetwerken, uitbatingen die (zelfstandige) franchises worden, het voorbije jaar vooral supermarkten (Delhaize die 128 winkels heeft verkocht die nu verder werken op zelfstandige basis, Intermarché met de winkels overgenomen van de groep Mestdagh), kon de wetgever niet meer blind zijn voor de problemen die dit met zich meebrengt, de minderheidspositie van de zelfstandige supermarktondernemers ten aanzien van de grote en machtige spelers in de supermarktsector, hun toenemende afhankelijkheid, steeds minder negotiatiemarge, steeds minder vrijheid,…

Met de wet 4 april 2019 werd reeds een set van regels geïntroduceerd die in het algemeen misbruik van machtspositie moest tegengaan, een zogenaamde ‘zwarte’ lijst van afspraken of contractuele bepalingen die in alle gevallen als buitensporig onevenwichtig en dus onrechtmatig werden beschouwd (art. VI.91/4 WER), aangevuld met een ‘grijze’ lijst met bepalingen die vermoed werden onrechtmatig te zijn, maar waarvan men het tegendeel kon bewijzen (art. VI.91/5 WER).

Art. VI.91/4. Zijn onrechtmatig, de bedingen die ertoe strekken:

1° te voorzien in een onherroepelijke verbintenis van de andere partij terwijl de uitvoering van de prestaties van de onderneming onderworpen is aan een voorwaarde waarvan de verwezenlijking uitsluitend afhankelijk is van haar wil;

2° de onderneming het eenzijdige recht te geven om een of ander beding van de overeenkomst te interpreteren;

3° in geval van betwisting de andere partij te doen afzien van elk middel van verhaal tegen de onderneming;

4° op onweerlegbare wijze de kennisname of aanvaarding van de andere partij vast te stellen met bedingen waarvan deze niet daadwerkelijk kennis heeft kunnen nemen vóór het sluiten van de overeenkomst.

Art.VI.91/5. Worden behoudens het bewijs van het tegendeel vermoed onrechtmatig te zijn, de bedingen die ertoe strekken:

1°de onderneming het recht te verlenen on zonder geldige reden de prijs, de kenmerken of de voorwaarden van de overeenkomst eenzijdig te wijzigen;

2°een overeenkomst van bepaalde duur stilzwijgend te verlengen of te vernieuwen, zonder opgave van een redelijke opzegtermijn;

3° zonder tegenprestatie het economisch risico op een partij leggen indien die normaliter op de andere onderneming of op een ander partij bij de overeenkomst rust;

4° op ongepaste wijze de wettelijke rechten van een partij uit te sluiten of te beperken in geval van volledige of gedeelde wanprestatie of gebrekkige uitvoering door de andere onderneming van een van haar contractuele verplichtingen;

5° onverminderd artikelen 5.90 tot 5.96 van het Burgerlijk Wetboek, de partijen verbinden zonder opgave van een redelijke opzegtermijn;

6° de onderneming te ontslaan van haar aansprakelijkheid voor haar opzet, haar zware fout of voor die van haar aangestelden of, behoudens overmacht, voor het niet-uitvoeren van de essentiële verbintenissen die het voorwerp van de overeenkomst uitmaken;

7° de bewijsmiddelen waarop de andere partij een beroep kan doen te beperken;

8° in geval van niet-uitvoering of vertraging in de uitvoering van de verbintenissen van de andere partij , schadevergoedingsbedragen vast te stellen die kennelijk niet evenredig zij aan het nadeel dat door de onderneming kan worden geleden;

Koninklijk Besluit 20 juni 2024

In art. VI.91/7 WER daaropvolgend was bovendien de mogelijkheid open gelaten om bij Koninklijk Besluit, voor bepaalde sectoren de voormelde artikelen aan te vullen, en dat is hetgeen nu dus gebeurd met het Koninklijk Besluit van 20 juni 2024 tot aanvulling van de lijsten van onrechtmatige bedingen in commerciële samenwerkingsovereenkomsten inzake detailhandel in niet gespecialiseerde winkels, waarbij voedings- en genotsmiddelen overheersen (BS 9 juli 2024).

De twee lijsten werden dus verfijnd, specifiek geënt dus op sector van de supermarkten (NACE 47.11), om meer nog dan het geval was met de voormelde bepalingen het evenwicht te herstellen in de relaties tussen aan de ene kant de zelfstandige uitbaters van supermarkten, de franchisenemers, en anderzijds de franchisegevers, de Delhaizes, Carrefours, Intermarchés, edm. van deze wereld.

Art. 2. Onverminderd artikelen VI.91/4 van het Wetboek van economisch recht zijn onrechtmatig, de bedingen die ertoe strekken:

1° de persoon die het recht verkrijgt de mogelijkheid tot schadeloosstelling te ontzeggen of het recht om zich bij derden te kunnen bevoorraden te ontzeggen of ongepast te beperken indien de persoon die het recht verleent de leveringsverplichting voor goederen en diensten niet of gebrekkig naleeft;

2° de persoon die het recht verkrijgt te verbieden om voorbereidingen te treffen of onderhandelingen aan te vatten met het oog op het ontwikkelen van een nieuwe activiteit tijdens de opzegtermijn of de termijn van een niet concurrentiebeding onder voorbehoud van het vrijwaren van het bedrijfsgeheim verbonden aan de overeenkomst, in de zin van artikel XI.332/4 van het Wetboek van economisch recht;

3° diegene die het recht verkrijgt, meer dan de helft van de kosten te laten dragen die voortvloeien uit de verwezenlijking en de uitvoering van de promotieacties die door diegene die het recht verleent worden opgelegd;

4° enkel de rechter van de zetel van de persoon die het recht verleent en/of een rechter waarvan de zetel zich bevindt in een ander taalgebied dan de zetel van de persoon dit het recht verkrijgt, bevoegd te verklaren om kennis te nemen van het geschil.

Art. 3. Onverminderd artikelen VI.91/5 van het Wetboek van economisch recht, worden behoudens bewijs van het tegendeel vermoed onrechtmatig te zijn, de bedingen die ertoe strekken:

1° een forfaitaire waardering te maken van het handelsfonds of de aandelen van de onderneming van de persoon die het recht verkrijgt, waarbij een prijs wordt vastgesteld die kennelijk onredelijk is rekening houdend met een normale waardering van een handelsfonds of de aandelen van een onderneming;

2° de persoon die het recht verkrijgt te verplichten tot uitbating van een onderneming die minstens twaalf maanden structureel verlieslatend is zonder te voorzien in een opzegtermijn van maximum vier maanden voor de persoon die het recht verkrijgt, zonder bijkomende vergoeding;

3° de persoon die het recht verleent toe te staan de commerciële samenwerkingsovereenkomst te beëindigen met toepassing van een uitdrukkelijk ontbindend beding.

In bepaalde omstandigheden zal een franchisenemer zich bijvoorbeeld tegen eventuele contractuele bepalingen in kunnen bevoorraden bij andere partijen dan ‘zijn’ franchisegever. Kan de franchisegever de bestelling niet volgen bijvoorbeeld, of zijn er stakingen of transport- en/of bevoorradings-problemen, dan kan de franchisenemer elders gaan (art. 2, 1°).

Promoties en kortingen, allemaal goed en wel, de consument kan er maar wel bij varen. Het trekt ongetwijfeld ook een bepaald (nieuw) cliënteel aan. Maar voortaan is reglementair bepaald dat als de franchisegever daartoe beslist en dat aan zijn franchisenemers oplegt, hij minstens zelf de helft van de kosten daarvan zal moeten dragen. Of dat finaal in het voordeel is van de consument is een andere vraag, maar in ieder geval zal de franchisenemer niet meer het slachtoffer kunnen zijn (art. 2, 3°)!

Nog een regeling die te allen tijde verboden zal zijn, deze die een contractspartij, in principe dus de franchisenemer, verbiedt of verhindert om tijdens een opzegtermijn, in de aanloop dus naar een beëindiging van de samenwerking, maatregelen en voorbereidingen te treffen, of in dat verband reeds met derden desgevallend zelfs concurrenten onderhandelingen aan te gaan met het oog op het ontwikkelen van een nieuwe activiteit na die opzeg, weliswaar met respect as such voor de resterende termijn, en mits ook bedrijfsgeheimen verder te respecteren (art. 2,2°).

De grijze lijst is minder verregaand, en bedingen die daarop voorkomen, daarvan kan dus steeds worden aangetoond dat die geen misbruik van machtspositie zijn en voldoende evenwichtig, maar dat forfaitaire waarderingen aan banden worden gelegd, dat uitdrukkelijk ontbindend bedingen aan banden zijn gelegd en dat niet meer kan worden vereist dat verlieslatende uitbatingen in stand worden gehouden, zijn alleszins ook zaken die een franchisenemer een grotere bescherming bieden.

Nog meer dan vroeger wordt het voor franchisegevers dus een uitdaging om bij het uitwerken van het contractueel kader van hun franchisenetwerk, met die zaken rekening te houden en een bepaald evenwicht zien te vinden. De bovenhand trachten te houden, indachtig evenwel de bescherming die wetgever blijkbaar aan de franchisenemers wil geven.

Inwerkingtreding en draagwijdte

België is wellicht het eerste Europese land dat zo ver gaat in de bescherming van franchisenemers (in de sector van de supermarkten). Het ligt evenwel in de lijn van de verwachtingen dat andere landen zullen volgen. De druk op de sector, op de kleine(re) spelers in de sector is elders immers even groot als hier.

Het Koninklijk Besluit van 20 juni 2024 is in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd op dinsdag 9 juli 2024. Het is voorzien in werking te treden de eerste dag van de zesde maand volgend op die publicatie (art. 4 KB), op 1 januari 2025 dus. Vanaf 1 januari 2025 zullen de nieuwe bepalingen aldus van toepassing worden op commerciële samenwerkingsovereenkomsten gesloten, hernieuwd of gewijzigd na deze datum.

Maar franchisegevers, vergis u niet, bestaande en voorlopig onveranderd behouden overeenkomsten ontsnappen de dans niet. Er wordt alleen wat meer tijd gegeven om die overeenkomsten te confirmeren aan de nieuwe regels, meer bepaald tot de eerste dag van de tiende maand na de publicatie, zijnde dus tot 1 mei 2025. Werk aan de winkel dus!

Niet aangepaste overeenkomsten?

Nog een prangende vraag is natuurlijk wat de gevolgen zijn van nieuwe overeenkomsten die niet in overeenstemming met voormeld regelgevend kader tot stand worden gebracht, of bestaande overeenkomsten die niet tijdig aan dit (vernieuwde) kader worden aangepast. Kunnen die dan nog verder bestaan?

Bedingen die niet in overeenstemming zijn, zijn volgens art. VI.91/6 WER verboden en als nietig te beschouwen. En ‘nietig’ betekent dat de betreffende bedingen geen enkel rechtgevolg meer kunnen hebben, en dat wanneer ze al bepaalde rechtgevolgen met zich hebben meegebracht, deze als het waren ‘uitgewist’ moeten worden. Het ‘slachtoffer’ moet in dat geval hersteld worden in de oorspronkelijke toestand, alsof het betreffende beding er nooit zou zijn geweest.

Maar als het voorwerp of de essentie van de overeenkomst daardoor niet is aangetast, als de overeenkomst verder kan bestaan ook zonder die nietige bepalingen, blijft de overeenkomst op zich dus wel voortbestaan, maar dan dus zonder de nietige bedingen. Art. VI.91/6 WER wordt geacht van dwingend recht te zijn. Men zou dus niet contractueel kunnen bepalen dat de nietigheid van een bepaald beding toch tot leidt tot de nietigheid van de volledige overeenkomst. Minstens zou dergelijke bepaling niet afgedwongen kunnen worden.

Daarbij aansluitend stelt zich dan trouwens meteen de vraag of de nietigheidssanctie noodzakelijkerwijze betrekking heeft op een volledig beding, als de verboden formulering daar bijvoorbeeld maar een deel van is, in feite een matiging dus? Ook al zijn de meningen verdeeld, op basis van het nieuwe art. 5.63 NBW is dergelijke reductie of matiging of zijn minst verdedigbaar.

Conclusie

Zeker sinds de inwerkingtreding van de wet 4 april 2019 was er reeds een bepaalde bescherming voor de zwakkere partij in een commerciële samenwerking, met het recente Koninklijk Besluit zijn die regels nog meer afgestemd op de franchisenemer in specifiek de supermarktsector. Zonder twijfel een stap vooruit voor de franchisenemers; tegelijk een aandachtspunt voor de franchisegevers.

 

Dirk Clarysse - Advocaat-vennoot Philippe & Partners - www.philippelaw.eu

Charlotte Romaen - Advocaat Philippe & Partners - www.philippelaw.eu

We hebben uw goedkeuring nodig Wij houden van cookies. Deze cookies zijn nodig om uw ervaring nog persoonlijker te maken. Ze slaan geen persoonsgegevens op. Vindt u dit Ok?